
Hoewel het onderdeel uitmaakt van het Paasakkoord, is de verplichting voor alle werkgevers om vanaf 1 januari 2026 een mobiliteitsbudget aan te bieden aan elke werknemer die recht heeft op een bedrijfswagen uiteindelijk niet opgenomen in het wetsontwerp. Maar wat betekent dat concreet?
Vrijdagavond bevestigden zeer betrouwbare bronnen dat de ministerraad een akkoord had bereikt over de fiscaliteit van oplaadbare hybride bedrijfswagens (PHEV’s). En daarbij werd – op het laatste moment – beslist om ook de verplichting op te nemen om vanaf 2026 een mobiliteitsbudget aan te bieden aan werknemers die een bedrijfswagen krijgen.
Toch blijkt bij het nalezen van de definitieve teksten, opgesteld laat op zondagavond, dat er geen enkele vermelding is van het mobiliteitsbudget.
“Het gaat om een onderlinge afspraak binnen de regering,” klinkt het. Een soort gentleman’s agreement… die vaak alleen bindend is voor wie erin gelooft.
Een verplichting… maar nog niet wettelijk vastgelegd
Bij KPMG gelooft men alvast sterk dat het er komt.
“Het was eenvoudiger geweest om die verplichting gewoon in het wetsontwerp op te nemen, temeer omdat het slechts om een paar zinnen ging,” benadrukt Olivier Vanneste, Head of People Services bij KPMG Belgium. “Maar voorlopig is er enkel een principeakkoord. Dat betekent dat deze beslissing via een afzonderlijke wetgeving moet worden geregeld, buiten de programmawet om.”
Een strakke timing
De bedoeling blijft dat de verplichting op 1 januari 2026 van kracht wordt. De regering zal dus snel en concreet moeten handelen.
“Er is geen tijd te verliezen,” waarschuwt Olivier Vanneste. “Grote ondernemingen moeten zich voldoende kunnen voorbereiden.”
“Geen paniek!”
Voor Kathleen Veugelen, Directeur Flexibele verloning, mobiliteit en voordelen, is het belangrijk om niet te panikeren.
“Wat telt, is dat er een goed gedefinieerd mobiliteitsbudgetbeleid is, formeel vastgelegd in een bijlage bij het arbeidscontract. Dat vormt een duidelijke overeenkomst tussen beide partijen.”
Die voorbereiding vergt wel enkele concrete denkstappen, bijvoorbeeld over de berekening van het mobiliteitsbudget.
“Je moet nagaan of het bedrijf al categorieën van bedrijfswagens heeft vastgelegd volgens profielen, of het car policy-leasingbedragen vermeldt of het TCO-principe (Total Cost of Ownership) toepast per categorie,” vervolgt ze.
“Neem de tijd om alles goed te analyseren, structureren en vooral goed te communiceren. Het is echt niet onoverkomelijk.”
Dat is wat KPMG een “future proof mobility policy” noemt: een mobiliteitsbeleid dat op lange termijn houdbaar is.
Pijler 1, pijler 2… en compatibiliteit
Eens die basis er is, moet bepaald worden wat het bedrijf onderbrengt in pijler 1 (de wagen), of het enkel werkt met pijler 2 en 3, welke elementen uit pijler 2 kunnen worden toegevoegd, of er een mobiliteitsapp gebruikt zal worden, wie de leverancier wordt, enzovoort.
En let op de compatibiliteit met bestaande cafetariaplannen.
“Veel bedrijven hebben al cafetariaplannen waarin mobiliteitsopties zitten,” merkt Olivier Vanneste op. “Dan moet je erop letten dat het mobiliteitsbudget compatibel is met die plannen. Want zodra het mobiliteitsbudget gekozen is, kunnen mobiliteitsopties niet langer via het cafetariaplan geselecteerd worden.”
Samengevat?
“Onze boodschap is er geen van alarm,” besluit Kathleen Veugelen. “Je moet je gewoon goed voorbereiden.
#Mobiliteit